Erwt
Fabaceae


Erwten behoren tot de vlinderbloemenfamilie of Fabaceae en tot de soort Pisum sativum. Het zijn eenjarige planten.

We onderscheiden een brede waaier aan rassen:

  • doperwten met ronde, gladde zaden zijn vroegrijpe rassen die goed bestand zijn tegen de kou,
  • doperwten met gerimpeld zaad zijn minder vroegrijp maar beter bestand tegen de warmte,
  • sluimererwten of peultjes waarvan we de peul eten, nog voor de zaden zich echt ontwikkeld hebben.

Zowel bij doperwten als bij sluimererwten vinden we klimmende rassen, rijserwten, die meer dan 70 cm hoog worden en dus in elk geval ondersteuning nodig hebben. Er zijn ook dwergrassen of struikerwten. Die worden tussen de 45 en de 70 cm hoog en hebben geen steun nodig.

Verder zijn er nog landbouw- of voedererwten die als veevoeder gebruikt worden.

Bestuiving

Erwten zijn zelfbestuivers met tweeslachtige bloemen. Het stuifmeel van de meeldraden van een bloem kan dus de stamper van dezelfde bloem bevruchten.
Toch kunnen twee rassen ook kruisen, met de hulp van insecten. Het risico op kruisbestuiving is afhankelijk van de rassen, de omgeving waarin ze groeien en de aanwezigheid van natuurlijke barrières.
Om kruisingen te vermijden laten we 15m tussen twee rassen. Enkele meters volstaan als er zich tussenbeide een natuurlijke barrière bevindt. Als je twee rassen in dezelfde tuin teelt, kan je er één afschermen met behulp van insectengaas. Doe dit vóór de planten gaan bloeien.

Teeltcyclus

Zadenteelt en consumptieteelt van erwten verlopen op dezelfde manier. Sommige rassen kan je al vóór de winter zaaien, al zaaien we meestal aan het begin van de lente. Zaai niet te laat want erwtenbloemen worden onvruchtbaar als het kwik boven de 30°C stijgt.
Selecteer minstens 50 planten om voldoende genetische diversiteit en een brede selectiebasis te verzekeren. Observeer de planten tijdens hun groei en kies de mooiste, gezondste en meest productieve exemplaren uit als zaaddragers. Minder mooie planten mogen weg. Reserveer een deel van je erwtenplanten voor zaadwinning en oogst van deze zaaddragers geen peulen voor consumptie.
Laat nu alle peulen rijpen tot het zaad volledig rijp is. Zo behouden we de vroegrijpheid van het ras.
Laat de planten ter plekke uitdrogen voordat je gaat oogsten. Bij slecht weer kan je de zaaddragers op een beschutte plek laten drogen.
Bijt zacht op één van de erwten om te testen of het zaad voldoende droog is. Als je tanden geen spoor achterlaten is het droogproces voltooid.

Dorsen, schonen en bewaren

Je kan de peulen één voor één met de hand openmaken. Je kan ze ook dorsen met een stok of met je voeten vertrappelen.
Na het dorsen schonen we het zaad met behulp van een zeef. Verwijder grote resten met de hand en laat kleine restjes door de zeef vallen.
Ten slotte wannen we het zaad. Dat wil zeggen dat we de laatste restjes wegblazen. Een ventilator of zelfs een kleine compressor kunnen hierbij van pas komen.
Steek steeds een etiket met het productiejaar en de namen van de soort en het ras ín het zakje, want opschriften óp het zakje worden soms ongewild weggewist.
Erwtenzaad wordt erg vaak aangetast door erwtenkevers (Bruchus pisorum), kleine insecten die tijdens de teelt hun eitjes leggen onder de zaadhuid van de erwten. Leg de zaden enkele dagen in de diepvriezer om er zonder veel moeite mee af te rekenen.
Erwtenzaad blijft 3 jaar lang kiemkrachtig, al kan dit soms oplopen tot 8 jaar. In de diepvriezer bewaart het nog langer.

We use cookies to store your preferences of navigation on the website. We don't use any trackers or advertisers.

Close