Andijvie en witlof
Asteraceae


Andijvie en witlof behoren tot de composietenfamilie of Asteraceae. Binnen het geslacht Cichorei, of Cichorium vinden we de soorten Cichorium endivia en Cichorium intybus. Beide zijn tweejarige planten.

  • Andijvie, cichorium endivia, kent twee variëteiten die alletwee voor hun bladeren gekweekt worden: Krulandijvie met gekroesde, ingesneden bladeren en heelbladige andijvie met een gave bladrand.
  • Bij de tweede soort, Cichorium intybus, onderscheiden we:
    • Bittere cichorei of foliosum, met grote rode, bonte of groene bladeren,
    • Cichorei van het type sativum, beter bekend als witlof of witloof
    • en rassen die voor hun wortels gekweekt worden, om er suiker uit te winnen of om ze te roosteren en als koffievervanger te gebruiken.
    • Alle wilde cichoreivariëteiten in Europa behoren eveneens tot Cichorium intybus.

Bestuiving

De bloeiwijze van Cichorei noemen we een hoofdje of capitulum. Het is samengesteld uit blauwe tot violetkleurige bloemen. Beide soorten hebben tweeslachtige bloemen.
Cichorium endivia is een zelfbestuiver maar vertoont een neiging tot kruisbestuiving.
De bloemen van Cichorium intybus daarentegen zijn niet zelfbevruchtend.
Er bestaat dus een risico op kruisbestuiving door insecten tussen rassen binnen dezelfde soort. Bovendien kan stuifmeel van Cichorium endivia ook rassen van Cichorium intybus bestuiven, maar niet andersom. Om kruisbestuiving tussen rassen en soorten te vermijden, telen we twee cichoreirassen op minstens 500 m van elkaar. 250 m volstaat als er zich tussenbeide een natuurlijke hindernis bevindt, zoals een haag.
Omdat Cichorium endivia een zelfbestuiver is, kan kruisbestuiving tussen twee rassen vermeden worden door ze van elkaar te scheiden met behulp van gesloten insectengaas.
Voor Cichorium intybus is het raadzaam rassen te isoleren met behulp van beurtelings geopend insectengaas. Raadpleeg hiervoor de module over isoleertechnieken in het ABC van de zadenteelt. Let wel op dat er in de omgeving geen andijvierassen of wilde cichorei groeien, want die kunnen kruisen met de zaaddragers.

Teeltcyclus

Witlof en andijvie zijn tweejarige planten. De zaaddragers ontwikkelen zich tijdens het eerste jaar en vormen hun zaad tijdens het tweede teeltjaar.
Het eerste jaar verloopt op dezelfde wijze als bij cichorei die voor consumptie bestemd is.
Besteed veel aandacht aan de selectie van zaaddragers op basis van de eigenschappen van het ras: vorm, grootte en kleur van de bladeren en mooie compacte kroppen. Zoek bij witlof naar de best ontwikkelde wortels en goed gevormde en compacte kroppen.
Verwijder planten die al in het eerste jaar zaad vormen. Toekomstige generaties zouden steeds vroeger bloeien en zo deze bladgroente verhinderen zijn lekkere bladeren te vormen.
Selecteer 10 tot 15 zaaddragers om een brede genetische diversiteit te garanderen.

Je kan in de herfst de bladeren oogsten en de wortels voor de zadenteelt bewaren.
In streken met gematigde en niet te vochtige winters kunnen de wortels buiten overwinteren. In koudere streken bestaan er verschillende methodes om de zaaddragers de winter door te helpen.
Graaf voor de eerste methode de wortels vóór de winter uit en snij de bladeren enkele centimeters boven de wortelhals af. Kuil de wortels daarna in in vochtig zand of bewaar ze in potten in een kelder. Een vochtigheidsgraad van 80% en een temperatuur van 0 tot 4°C zijn ideaal.
Voor de tweede methode zaaien we andijvie en witlof laat in de herfst onder koud glas of buiten in een mild klimaat. Ze vormen dan nog vóór de winter kleine rozetten die goed tegen vorst kunnen. Ze vormen hun krop in de lente en gaan in de zomer bloeien. Plant de ingekuilde wortels in de lente weer buiten maar verwijder rotte exemplaren. Geef overvloedig water na het planten.
Langzamerhand zien we nu de hoge bloeistengels verschijnen. Zorg voor ondersteuning zodat ze niet omvallen.
De zaden zijn niet allemaal op hetzelfde moment rijp. Oogst de hoofdjes daarom één voor één, zodra ze rijp zijn. Deze oogsttijd kan lang duren. Wacht niet tot de plant volledig verdort want dan zijn de meeste zaden al gevallen. Je kan de zaaddrager ook in zijn geheel oogsten, dan kan het zaad aan de plant narijpen. Laat het zaad in elk geval verder drogen op een goed verluchte en droge plek.

Dorsen, schonen en bewaren

Begin pas met dorsen als de stengels perfect droog zijn. Cichoreizaden komen vaak moeilijk los uit hun kleine omhulsels, al vallen ze er soms ook vanzelf uit.
Wrijf de droge hoofdjes krachtig tussen je handen stuk of sla erop met een stok. Als zelfs dat niet helpt om het zaad te bevrijden, kan je alle middelen aanwenden: een deegroller, een tractorwiel of een hamer. Zaad dat nog steeds niet loskomt kan je enkele seconden malen in een koffie- of kruidenmolen. Maar wees voorzichtig! Voor je het weet vermaal je het zaad tot poeder! Verwijder plantenresten en stof met behulp van grof- en fijnmazige zeven.
Doe de zaden ten slotte in een schaal of wanmand en blaas er rustig overheen, om de laatste restjes van het zaad te scheiden.
Giet het droge zaad in een diepvrieszakje en steek er een etiket bij met daarop de soort, het ras en het productiejaar. Enkele dagen in de diepvriezer rekenen af met eventuele larven van parasieten. Cichoreizaad blijft ongeveer 5 jaar kiemkrachtig, en nog langer als je het in de diepvriezer bewaart.

We use cookies to store your preferences of navigation on the website. We don't use any trackers or advertisers.

Close