Wortel
Apiaceae


De wortel of peen behoort tot de schermbloemenfamilie of Apiaceae en tot de soort Daucus carota. Wortels of wortelen worden geteeld voor hun eetbare penwortel. We onderscheiden twee groepen:

  • de westerse peen, Carota sativus, die meestal tweejarig is
  • en de oosterse peen, Carota atrorubens, die zich eerder als éénjarige plant gedraagt.
    Sommige wortelrassen worden heel vroeg geoogst, andere worden vooral als bewaarwortel geteeld. Hun kleur varieert van wit naar zwart maar kan ook geel, oranje, rood of paars zijn. Ook de vorm van wortels kan erg verschillen.

Bestuiving

De bloeiwijze van de wortel is een bloemscherm, samengesteld uit kleine bloemetjes die meestal tweeslachtig zijn. De meeldraden, de mannelijke voortplantingsorganen, zijn rijp vóór de stamper, het vrouwelijke voortplantingsorgaan. Binnen dezelfde bloem kan dus geen zelfbestuiving plaatsvinden. Maar aangezien de bloemen niet allemaal op hetzelfde moment ontluiken is er wel zelfbestuiving binnen hetzelfde bloemscherm of tussen twee schermen van dezelfde plant.
Daarnaast kunnen ook bloemschermen van verschillende planten elkaar bestuiven. Wortels zijn hoofdzakelijk kruisbestuivers die vooral door insecten bestoven worden. Er bestaat dus een risico dat verschillende rassen met elkaar kruisen.
Wortels kruisen ook met wilde wortelvariëteiten die wereldwijd in heel wat streken voorkomen. De genen van wilde wortels zijn dominant. Je kan de planten gemakkelijk herkennen aan het kleine zwarte bloemetje in het midden van het witte bloemscherm.
Om kruisingen te vermijden planten we 2 verschillende rassen dus op een afstand van minstens 1 km van elkaar. 500 m volstaan als er zich tussen de twee rassen een natuurlijke barrière bevindt, zoals een haag. Wanneer we meerdere rassen in dezelfde tuin willen telen, kunnen we ze isoleren met behulp van beurtelings geopend insectengaas of onder permanent gesloten insectengaas, waarin we hommelnesten plaatsen voor de bestuiving. In de module over isoleertechnieken in het ABC van de zadenteelt gaan we hier dieper op in.

Teeltcyclus

Zaaddragers van de oosterse peen hebben de neiging zich als éénjarige planten te gedragen als we ze telen wanneer de dagen lang genoeg zijn. Ze produceren hun zaad dan in het eerste teeltjaar.
Bij de westerse peen loopt de zadenteelt over een periode van twee jaren. In het eerste jaar vormt de peen een wortel en een bladrozet. De wortels hebben een vernalisatieperiode nodig, een winter dus, om tijdens het tweede jaar te bloeien en zaad te vormen.
Zaai vroegrijpe rassen zo laat mogelijk in het seizoen. Op die manier vermijd je dat ze zich te ver ontwikkelen voor bewaring in de winter, en zullen ze ook minder moeite hebben om de volgende lente hun groei te hervatten.
Hoe we de zaaddragers het best laten overwinteren hangt af van de streek waar we ze telen.
De eenvoudigste manier is natuurlijk ze gewoon in je tuin in de grond te laten, als het klimaat dit toelaat. Een laag stro is vaak genoeg als bescherming tegen lichte vorst.
In streken met een kouder klimaat, rooien we de wortels vóór het hard begint te vriezen, om ze vorstvrij te bewaren.
Bewaar geen wortels die het eerste jaar al bloeien, want hun nakomelingen zullen de neiging hebben jaar na jaar steeds vroeger te gaan bloeien. Ook exemplaren met een groene wortelhals, gespleten wortels of exemplaren die meerdere wortels vormen zijn niet interessant om zaad van te winnen.
Verwijder overtollige aarde van de wortels zonder ze nat te maken. Snij dan de bladeren af boven de wortelhals en laat de wortels drogen.
Nu kan je de zaaddragers selecteren. Baseer je keuze op de eigenschappen van het ras: kleur, vorm, groeikracht en goede bewaring. Het is ook belangrijk op smaak te selecteren want zelfs twee wortels van hetzelfde ras kunnen behoorlijk van smaak verschillen. Snij hiervoor de wortelpunt af en desinfecteer de rest van de peen met houtas.
Vervolgens gaan we de geselecteerde zaaddragers inkuilen, in een vorstvrij zandbed of verticaal in houten kistjes. Je kan ze ook in plastic bewaarzakken opslaan. De ideale omstandigheden voor bewaring zijn een temperatuur van 1 °C en een vochtigheidsgraad van 90 tot 95%.
Controleer de opgeslagen wortels regelmatig gedurende de winter en verwijder rottende exemplaren.
Plant de wortels weer buiten in de lente, zodra het risico op vorst geweken is. Zorg ervoor dat ze niet uitdrogen en stel ze niet meteen bloot aan te intens zonlicht maar laat ze er langzaam aan wennen.
In bepaalde streken bloeien geteelde wortels op hetzelfde moment als wilde variëteiten. Om kruisingen te vermijden proberen we de zaaddragers vroeger te laten bloeien dan de wilde wortels. Plant ze aan het eind van de winter eerst in potten, onder glas, in het licht en beschut tegen vorst. Zodra we kunnen planten we ze dan weer buiten in de grond.
Je hebt minstens 30 planten nodig om voldoende genetische diversiteit te waarborgen, idealiter zelfs 50 tot 100.
De bloeistengels kunnen omvallen, zorg dus voor ondersteuning.
Wortels vormen verschillende bloemschermen die niet allemaal op hetzelfde moment bloeien. Op de top van de hoofdstengel bloeit het het eerste scherm. Vervolgens bloeien de schermen bovenaan de zijstengels die direct van de hoofdstengel aftakken, en tenslotte de schermpjes bovenaan de aftakkingen van deze zijstengels.
Omdat de bloemschermen een lange rijpingsperiode hebben, is het raadzaam ze niet allemaal gelijktijdig te oogsten. Oogst bij voorkeur alleen de schermen bovenaan de hoofdstengels, want die produceren de beste zaden. Alleen als dat nodig is oogsten we ook de schermen die bovenop de zijstengels groeien. Knip de bloemschermen en een stuk stengel af zodra de eerste zaden op de grond beginnen te vallen. Bij slecht weer is het een goed idee nog vroeger te oogsten, want het zaad valt heel gemakkelijk op de grond.
In koude streken graven we de hele zaaddrager uit in september en laten hem 2 à 3 weken drogen.
Laat de zaden in elk geval verder drogen op een droge en goed geventileerde plek. Zo kunnen ze rustig narijpen.

Dorsen, schonen

Dorsen doen we door de schermen met de hand stuk te wrijven. Draag hierbij handschoenen want de zaden zijn gewapend met stekeltjes of baarden. Die gaan gelukkig stuk wanneer je het zaad tegen de mazen van een zeef wrijft.
Kies voor het schonen eerst een zeef die de resten tegenhoudt. Gebruik daarna een zeef met fijnere mazen die het zaad tegenhoudt en de stofdeeltjes doorlaat. Tenslotte kunnen we de laatste restjes wegblazen of met de hand verwijderen.

Bewaar de zaden in een zakje, vergezeld van een etiket met daarop de naam van het ras, de soort en het productiejaar want wat je op de buitenkant schrijft kan soms ongewild weggewist worden. Enkele dagen in de diepvriezer maken korte metten met de larven van bepaalde parasieten.

Wortelzaad blijft 5 jaar lang kiemkrachtig, soms zelfs tot 10 jaar. In de diepvriezer kan je het zaad nóg langer bewaren.
Wortelzaden kennen soms een kiemrustperiode gedurende de eerste drie maanden na de oogst.
Eén gram zaad mét baarden bevat ongeveer 700 tot 800 zaden.

We use cookies to store your preferences of navigation on the website. We don't use any trackers or advertisers.

Close